De scholen zijn nog maar net (vaak slechts gedeeltelijk) heropgestart, of je breekt je alweer het hoofd over hobby’s voor volgend schooljaar. Voor heel wat activiteiten moet je immers nu al inschrijven of de favoriete dansles van je dochter riskeert volzet te zijn. Misschien zoek je zelfs nog een zomerkamp, zeker nu je kinderen al zoveel thuis gezeten hebben tijdens de lockdown. Of moeilijker nog, de nieuwe studierichting die ze dringend moeten kiezen, maar waar ze nog over twijfelen…
Intussen is je zoon misschien aan het afhaken bij de computerles. Is het dan toch niet helemaal zijn ding of ontbreekt het hem aan doorzettingsvermogen? Je dochter wil stoppen met turnen omdat er één oefening is die ze nog niet goed genoeg kan. Laat zij zich teveel leiden door faalangst? Wanneer doe je er goed aan om je kinderen toch opnieuw te proberen motiveren? Of welke andere richting zal hen misschien beter liggen?
Kortom, wat kan je als ouder of als leerkracht doen om een kind optimale kansen voor talentontwikkeling te geven? Om dit te bespreken gaan we eerst even in op de KernTalentenmethode van Daniëlle Krekels.
KernTalenten in een notendop
Talenten in de klassieke betekenis handelen over de aanleg of begaafdheid om je een bepaalde vaardigheid, kennis of competentie eigen te maken – en om erin te kunnen excelleren. Dit zegt echter nog niets over hoe graag je daarmee bezig bent. Iemand kan een bepaalde vaardigheid verworven hebben zonder dat deze hem echt positieve energie geeft.
‘KernTalenten’ daarentegen gaan over de daar nog onder liggende Aard, plus het Potentieel plus de Intrinsieke Motivatie die je nodig hebt om die talenten te ontplooien. Ze tonen hoe je oorspronkelijk in elkaar zit en hoe sterker een bepaald KernTalent, hoe groter iemands ‘goesting’ zal zijn om daaraan gekoppelde competenties aan te leren.
Er zijn 23 bekende KernTalenten, die elk als ‘klein’, ‘half’ of ‘sterk’ gescoord worden, en daarmee zijn er 94 miljard combinaties mogelijk. Waardoor het dus bijna onmogelijk is dat twee mensen exact hetzelfde profiel zouden krijgen.
De bepaling van iemands KernTalenten is gebaseerd op wat je als kind tussen de leeftijd van vier en twaalf jaar al dan niet leuk vond. Kinderen kiezen immers onbewust voor dat speelgoed, die spelletjes of deze activiteiten die bij hun persoonlijkheid passen. “Een kind wordt niet creatief door met Lego te spelen, maar speelt graag met Lego omdat het al creatief is.” En wat dan met kinderen die nauwelijks speelgoed hebben, wordt soms gevraagd? Zij gebruiken eender welk ander materiaal (touw, takjes, steentjes,…), met andere woorden: alles wat in hun fantasie kan dienen om ‘iets te maken’, en dat leidt inhoudelijk naar hetzelfde KernTalent.
Hoogbegaafdheid en KernTalenten
Hoogbegaafden hebben veel vaker dan gemiddeld meer sterke KernTalenten. Ze scoren hoger dan gemiddeld op de creativiteitsdimensies en combineren er meestal meerdere vormen van, die mekaar dan ook nog eens versterken. Andere typische sterktes zijn de organisatorische, tactische & strategische en kennisverwerkings-KernTalenten.
Wanneer ze deze ontwikkelen tot competenties, gaan ze er bovendien nog verder, breder en dieper mee dan anderen. Ze worden er ook sneller competent in en kunnen ze tot een hoger niveau van ontwikkeling brengen.
Dit gaat uiteraard niet vanzelf! Het gaat over wat ze goed zouden kunnen mìts opleiding en/of oefening. Men heeft een groeimindset nodig om zijn potentieel te ontwikkelen. Daarbij is het zo dat vooral iemands sterke KernTalenten een groeimindset ondersteunen, hun minder sterke zullen er al makkelijker eens tegen ingaan.
Hoogbegaafden kunnen dus meestal heel veel heel goed en doen ook relatief veel graag, waardoor de meeste studie- en beroepskeuzetests (vaak gebaseerd op wat je goed kan of graag doet) geen duidelijk beeld opleveren. De KernTalentenmethode is dan het gedroomde instrument aangezien het toont wat hun àllersterkste KernTalenten zijn. Als ze deze niet voldoende kunnen uitleven omdat ze in hun job of studie teveel tijd moeten besteden aan hun relatief ‘zwakkere’ kan dit leiden tot onderpresteren, bore-out of burn-out.
Besluit:
Kinderen zouden dus moeten gestimuleerd worden om vooral in te zetten op hun sterke KernTalenten. Deze zijn niet noodzakelijk diegene waar ze al “goed” in zijn (het kan immers zijn dat ze de competenties nog niet ontwikkeld hebben) maar wel die waar ze plezier in hebben en in een flow van komen. De kleine of halve KernTalenten kunnen ze ook verder ontwikkelen, alleen zal dat meer energie kosten.
Je kan als ouder of leerkracht dan ook best een variatie aan activiteiten, speelgoed en spelletjes aanbieden zodat elk kind minstens iets naar zijn gading kan vinden. Observeer daarbij, zonder in een richting te sturen. Let vooral op waar het kind uit zichzelf naartoe gaat als hij mag kiezen (wees daarbij wel voorzichtig bij kinderen die zich wat al te gemakkelijk aanpassen aan anderen). Waar gaan zijn oogjes van blinken, krijgt hij (weer) energie van (zelfs als hij moe is)?
Zo zal je hem later ook kunnen helpen een betere studiekeuze te maken. Het risico dat een kind zomaar wat gaat doen omdat een ander zegt dat hij daar toch wel goed in is, wordt dan ook minder groot.
Bij kinderen met slechts enkele sterke KernTalenten zal het makkelijker zijn een passende keuze te maken. Zij mogen daar gerust in gestimuleerd worden, zodat ze deze zover mogelijk kunnen ontwikkelen en daarin expert worden.
Kinderen die daarentegen moeite hebben met het maken van keuzes en bv. meer hobby’s willen doen dan goed voor hen is, kan je helpen hun grootste passies te vinden. Beperk echter het aantal hobby’s per schooljaar, want genoeg mentale rust is voor de meeste hoogbegaafde kinderen ook cruciaal. Pas als er genoeg ruimte blijft om zich eens goed te vervelen en vrij te spelen kunnen kinderen ontdekken wat ze echt graag doen. Bovendien leren ze zelf geen initiatieven nemen, doelen stellen enz. als alles voorgekauwd is. Zichzelf beter leren kennen zodat ze uiteindelijk vooral op hun sterkste KernTalenten kunnen inzetten, maakt op lange termijn het gelukkigst en geeft het meest energie.
Een KernTalentenanalyse kan pas afgenomen worden vanaf 14 jaar en blijft levenslang geldig. Maar als je er in het kader van een overgang naar het secundair onderwijs alleen niet uitraakt, kan je ook al bij ons terecht om vanuit observaties te helpen een doordachte keuze te maken.
Comments